Voor het behoud van de natuur
Rijdend op de N33 is het plaatje niet te missen. Al maanden wordt er bij Eext gewerkt aan een grote wal die de autoweg scheidt van hetgeen erachter komt te liggen. Wat ligt daar eigenlijk? Wat maakt die plek zo bijzonder dat het beschut wordt door een grote landschapswal? Een kijkje bij een overblijfsel uit de ijstijd: Hillig Meer.
Met pensioen
Kraanmachinist Evert Mennega gaat binnenkort met pensioen. Na 13 juli is zijn laatste klus, het vervaardigen van deze landschapswal, afgerond. Liefst 70.000 m3 aan grond is verzet en gemaakt tot een natuurlijke afscheiding van een autoweg en een groot landgoed, plus natuurbegraafplaats. Dat zit zo: Tijdens het verdubbelen van de N33 zijn er bomen gekapt, ten behoeve van de voortrijdende auto’s. Dit moest gecompenseerd worden met de aanleg van nieuwe natuur. Dat kan op vele manieren worden ingevuld en daarom heeft Landgoed Heidehof, met daarbij natuurbegraafplaats Hillig Meer, een voorstel gedaan om naast de N33 nieuwe natuur te maken. Een goed plan. Rust en ruimte voor planten en dieren hadden de hoogste prioriteit in het concept, Rijkswaterstaat was tevreden met deze invulling van ‘natuurcompensatie’ en zo kwam het dat Evert Mennega met groot geschut kon werken aan zijn laatste klus. Voor hem was het een klus op bekend terrein. Evert heeft jarenlang de kraan bediend op het landgoed. Met grote precisie delfde hij de graven op Natuurbegraafplaats Hillig Meer, totdat zijn zoon dat van hem overnam.
Het Hillig Meer is een zogenoemde pingoruïne. Een pingo is een heuvel die ontstaan is doordat een ondergrondse ijslens de bodem heeft opgedrukt. Een pingo kan behoorlijk hoog zijn en een diameter hebben van meer dan driehonderd meter. Wanneer het ijs smelt ontstaat een pingoruïne, die de vorm van een krater heeft. In de laatste ijstijd kwamen dit soort heuvels ook in Nederland voor. In Noord-Nederland zijn er genoeg te vinden, waaronder het Hillig Meer. Om wandelaars een indruk te geven van hoe groot deze pingo is geweest is onlangs de buitenste rand deels gereconstrueerd.
Wandelen in rust en ruimte
Marc Hesp leidt mensen graag rond op het landgoed. “Tot aan een aantal jaar geleden was ik werkzaam in de ICT-sector, iets compleet anders. Hoewel ik geen bioloog ben ga je vrij snel houden van het gebied. Je ziet de veranderingen in de natuur, rupsjes die zich langs sint-janskruid omhoog werken, de opgeruimde sporen van een das en sprinkhanen die zich proberen te verstoppen achter grasblaadjes; ik geniet ervan.”Het is deze passie, die niet alleen bij Marc, maar bij alle medewerkers en eigenaren aanwezig is, die ervoor gezorgd heeft dat het natuurgebied uitgebreid kan worden. Het plan dat gepresenteerd is heeft als prioriteit dat de flora en fauna een plek hebben om tot wasdom te komen. Nu de werkzaamheden tot een einde zijn gekomen zie je steeds zeldzamer wordende planten en dieren hier tevoorschijn komen. “Denk alleen eens aan de veldleeuwerik. Dit vogeltje zie je bijna nergens meer, maar ik heb hem al verscheidene keren mogen horen.” Alsof het zangvogeltje weet dat hij op moet, kwettert enkele minuten later op grote hoogte een trotse veldleeuwerik.
Op de natuurbegraafplaats zie je dat mensen regelmatig wandelen. Honden zijn, mits aangelijnd, welkom. Een deel van het nieuwe gebied wordt in de toekomst ook gebruikt voor de natuurbegraafplaats. Hesp: “We zijn erg blij met de wal. Deze brengt veel rust in de natuur. Dat is niet alleen fijn voor de dieren, maar ook voor mensen die wat beschutting zoeken nadat ze een dierbare hebben verloren.” Intussen zijn grote delen van het gebied ingeplant met jonge bomen. Op de open stukken bloeien duizenden akkerbloemen en kruiden. Hier zie je de natuur werken aan de eigen ontwikkeling. Natuur dat zo onmisbaar is voor deze aarde. “Iedereen weet inmiddels wel dat bijen en aanverwanten het enorm zwaar hebben om te overleven. Alleen zijn deze bestuivers van de aarde zó ontzettend belangrijk. Ons landgoed is dan maar een kleine postzegel op het gehele aardoppervlak, maar we helpen waar we kunnen. We zijn ontzettend blij met de uitbreiding. Niet voor onszelf, maar voor het behoud van natuur en het verbeteren van de kwaliteit ervan.”